Over indonesië
Indonesië, officieel de Republiek Indonesië, ook plaatselijk bekend als Nusantara, is een land gelegen in Azië en voor een kleiner deel in Oceanië. Het land bestaat uit een archipel van 16.056 eilanden, maar daarover bestaat geen absolute zekerheid. Het land is daarmee 's werelds grootste eilandstaat.
De naam Indonesië is afgeleid van het Latijnse woord “Ιndus” dat Ιndia betekent en het Griekse woord voor eiland, “nẽsos”.De naam dateert uit de 18e eeuw, dus nog van voor de onafhankelijkheid van Indonesië. In 1850 stelde de Engelse etnoloog George Earl de term Indunesians (Indonesiër) voor als naam voor de bewoners van de Indische archipel. In dezelfde publicatie gebruikte zijn student, James Richardson Logan de term Indonesia (Indonesië) als synoniem voor de Indische archipel.Deze term werd echter niet door Nederlandse academici uit Nederlands-Indië geaccepteerd. Zij gaven de voorkeur aan het gebruik van de namen Maleische Archipel, Nederlandsch Oost Indië, of kortweg Indie, de Oost en soms zelfs Insulinde.Vanaf 1900 werd het gebruik van de naam Indonesië gebruikelijker in academische kringen buiten Nederland en Indonesische nationalistische groeperingen namen de naam over in hun politieke geschriften.
Het woord Indonesië betekent letterlijk ‘Indische eilandengroep’. Het is als aardrijkskundige term dan ook verwant aan Melanesië, Micronesië en Polynesië. Pas in de twintigste eeuw is Indonesië een staatkundig begrip geworden. Spreekt men van Indonesië met betrekking tot het vroegere verleden, dan hanteert men een aardrijkskundig begrip waarvan de begrenzing niet hoeft samen te vallen met die van de hedendaagse Indonesische staat. Men zou er de hele archipel onder kunnen verstaan die tussen het vasteland van Azië en Australië gelegen is, van de Filipijnen in het noorden tot Timor in het zuiden en van Sumatra in het westen tot en met Nieuw-Guinea (Irian) in het oosten. Maar om historische redenen is het gebruikelijk de Filipijnen en de oostelijke helft van Nieuw-Guinea niet tot Indonesië te rekenen.
De vroegste vermelding van de naam Indonesië in een Nederlandse krant stamt van 21 maart 1885. De naam Indonesië werd verder populair gemaakt door de Duitse professor Adolf Bastian die een bestseller schreef genaamd Indonesien oder die Inseln des Malayischen Archipels, 1884-1894. De eerste Indonesische wetenschapper die de naam Indonesië hanteerde was Ki Hajar Dewantara, toen hij in 1913 in Nederland een persbureau opende genaamd Indonesisch Pers-bureau.
Geschiedenis
Fossiele resten van Homo erectus, ook bekend als de Javamens, bewijzen dat de Indonesische archipel al bewoond werd zo’n 2.000.000 tot 600.000 jaar geleden.Austronesiërs die tegenwoordig het grootste gedeelte van de bevolking vormen migreerden vanaf Taiwan in zuidoostelijke richting. Ze bereikten Indonesië ongeveer 2000 voor Christus en verdreven daarbij de inheemse Melanesische bevolking richting het oosten. De ideale omstandigheden voor landbouw en de ontwikkeling van natte rijstbouw rond 800 v.Chr. zorgden ervoor dat dorpen, steden en kleine koninkrijken konden floreren rond de eerste eeuw v.Chr.. De zeestraten die in Indonesië zeer gunstig gelegen zijn, stimuleerden zowel de handel tussen de eilanden als de internationale handel. De handelsroutes met bijvoorbeeld de Indiase koninkrijken en China ontstonden reeds enkele eeuwen v.Chr.. Deze handel heeft sindsdien de geschiedenis van Indonesië sterk bepaald.
Vanaf de 7e eeuw floreerde het zeevarende koninkrijk Shrivijaya als gevolg van de handel en de invloed van het hindoeïsme en boeddhisme dat hiermee geïmporteerd werden. Tussen de achtste en de 10e eeuw gingen de hoogontwikkelde landbouwbeschavingen van de boeddhistische Shailendra en hindoeïstische Mataram ten onder in de binnenlanden van Java. Ze lieten schitterende religieuze bouwwerken achter zoals de Borobudur gebouwd door de Shailendra's en de Prambanan van de Matarams. Het hindoeïstische Majapahit koninkrijk ontstond op oostelijk Java in de late 13e eeuw en onder Gajah Mada reikte zijn invloed over het grootste gedeelte van Indonesië. Deze periode wordt ook wel de gouden eeuw van Indonesië genoemd.
Hoewel islamitische handelaren al sinds het begin van het islamitische tijdperk Indonesië bezochten, dateren de eerste aanwijzingen voor een islamitische populatie pas uit de 13e eeuw, toen een groot gedeelte van het eiland Sumatra zich tot de islam bekeerd had. Geleidelijk namen steeds grotere gedeelten van Indonesië de islam over als geloof en tegen het eind van de 16e eeuw was het zowel in Java als Sumatra de dominante religie. De islam overlapte en mixte met de reeds bestaande culturele en religieuze tradities, die van hun kant ook weer de vorm van de islam bepaalden, vooral op Java. Gedurende de 16e t/m de 18e eeuw bestond Indonesië uit een bonte verzameling zelfstandige koninkrijken, islamitische sultanaten en zelfstandige eilanden. In de loop van de 17e en 18e eeuw werd de Nederlandse greep op het eilandenrijk geleidelijk steeds sterker. De 19e eeuw zag de incorporatie van Indonesië in het Nederlandse koninkrijk, en na het neerslaan van verschillende opstanden (zoals de Atjehoorlog) was 'Indië' tegen 1910 volledig een kolonie van Nederland geworden.
Nederlands bewind
De eerste Europeanen arriveerden in 1512. Portugese handelaren, onder leiding van Francisco Serrão, probeerden de herkomst van de specerijen nootmuskaat, kruidnagel en peper te vinden en deze voor de internationale handel te beheersen.
Al snel volgden Nederlandse en Britse handelaren. In 1602 richtten de Nederlanders de Verenigde Oost-Indische Compagnie op, ook wel VOC genoemd, en vormden zij de belangrijkste Europese macht in de regio. Na het faillissement van de VOC in 1798 kregen de Nederlandse belangen in het huidige Indonesië vanaf 1816 de officiële naam Nederlands-Indië mee en werden ze een kolonie.
Tijdens het grootste gedeelte van de koloniale periode had Nederland slechts een lage mate van autoriteit in de gehele archipel. In de 20e eeuw waren Nederlandse troepen vaak bezig met het neerslaan van opstanden op Java. Pas in de jaren twintig van de twintigste eeuw kreeg de Nederlandse dominantie de omvang tot wat heden ten dage de grenzen zijn van Indonesië. Nederland richtte scholen op waar de inheemse bevolking, gescheiden van de Nederlands-Indische bevolking, onderwijs kreeg. Ook gingen sommige inheemsen in Nederland naar onderwijsinstellingen. Door tijdelijk in Nederland te wonen, kwamen ze in contact met politieke ideeën uit Europa, zoals liberalisme en socialisme. Eens terug in hun eigen land, stonden ze veel kritischer tegenover de koloniale uitbuiting.
Nederland onderdrukte inheemsen met nationalistische ideeën onder meer door het inrichten van een concentratiekamp in Nieuw-Guinea, Boven-Digoel (vanaf 1926). Nederland ontwikkelde de landbouw sterk, onder meer door een gespecialiseerde opleiding voor tropische landbouw in Deventer, en wist naast de traditionele zeer winstgevende gewassen als peper en foelie ook veel te verdienen aan andere landbouwproducten, zoals rubber en suiker. Indonesië werd een rijstexporteur van betekenis. Nederland ontwikkelde ook de oliewinning (Koninklijke Olie) en mijnbouw, waardoor Indonesië de vierde olieproducent ter wereld werd. De bevolking groeide van 1900 tot 1940 van 43 tot 70 miljoen mensen, oftewel met bijna 65 procent.
Japanse bezetting
De Japanse invasie in 1942 verliep snel en de geallieerden verloren hier in twee weken tijd 24 schepen met ruim 3500 man, dat is meer dan de Amerikanen in Pearl Harbor. De daaropvolgende bezetting van Nederlands-Indië maakte tijdelijk een eind aan het Nederlandse bewind en stimuleerde de tot dan toe onderdrukte Indonesische onafhankelijkheidsbeweging. Tijdens de Japanse bezetting werden vele Nederlanders - bijna 40% - onder mensonterende omstandigheden opgesloten in jappenkampen en de Indonesiërs werden gedwongen als dwangarbeiders (Romoesja's) om mee te helpen met de Japanners. Dit viel echter in het niet bij de overige gevolgen van het beheer van de Japanners voor de Indonesische bevolking; de Japanners stichtten een terreurbewind met vele duizenden executies, niet zelden door onthoofding.
Door Japans (militair) wanbeheer ontstond in 1943 een grote hongersnood, die tot in 1944 en op sommige plaatsen tot de bevrijding duurde en volgens dr. L. de Jong 2,5 miljoen doden eiste, volgens anderen tot 4 miljoen. In de latere geschiedschrijving in Nederland kwam het leed van de Indonesische bevolking vrijwel niet aan de orde. De economie stortte feitelijk in en de grote productie van de voornaamste voortbrengselen zoals rubber, suiker, rijst, palmolie daalde drastisch.
Opmerkelijke Japanse projecten die tientallen duizenden levens hebben gekost zijn de Pakanbaroe-spoorweg (26.000 doden), de Birmaspoorweg (106.000 doden), de Bantenspoorweg(naar schatting rond 20.000 slachtoffers, uitsluitend onder de inheemse bevolking) en de slaventransporten op de zogenaamde helleschepen, waarbij de grootste scheepsramp uit de Nederlandse en Indonesische geschiedenis plaatsvond, die met de Junyo Maru, waarbij 5600 mensen verdronken. In de stad Pontianak op Kalimantan werden 1600 tot volgens sommigen 21.000 mensen door de Japanners omgebracht wegens vermeende deelname aan een anti-Japans complot, dat verzonnen bleek
Onafhankelijkheidsstrijd en recente geschiedenis
Soekarno
Vele nationalistische sympathisanten kozen voor samenwerking met de Japanners. Op 17 augustus 1945, twee dagen na de overgave van Japan, verklaarden ten huize van de Japanse admiraal Tadashi Maeda in Batavia de invloedrijke nationalistische leiders Soekarno en Hatta Nederlands-Indië onafhankelijk en Soekarno werd de eerste zelfbenoemde president van de Republiek Indonesië. Tijdens de "Bersiap" (1945-1946) vermoordden paramilitaire organisaties en bendes in het land verblijvende Nederlanders, Indische Nederlanders, en met de Nederlanders samenwerkende inheemsen. Nederland erkende de stichting van de Republiek niet en verzette zich hiertegen. Het stuurde opnieuw troepen naar Nederlands-Indië en probeerde door middel van de zogenaamde "politionele acties" de voorgenomen onafhankelijkheid met harde hand ongedaan te maken. Wat volgde was de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog. Tijdens de Nederlandse handhaving op Java werd het grootste deel van de voorgenomen Indonesische regering in Jogyakarta gevangengenomen. Het gedachtegoed van een onafhankelijke Indonesië werd daarom enige tijd vertegenwoordigd door een noodkabinet in Bukittinggi (Sumatra). Onder grote politieke druk van de internationale gemeenschap erkende Nederland met de soevereiniteitsoverdracht, die plaatsvond op 27 december 1949 in Amsterdam, de Indonesische onafhankelijkheid, echter met uitzondering van Westelijk Nieuw-Guinea. Alleen dit nog Nederlandse deel werd uiteindelijk na een strijd in 1962 tussen Nederlandse en Indonesische milities via een tussenbewind van de Verenigde Naties in 1963 aan Indonesië overgedragen.
Door het organiseren van de Azië-Afrika Conferentie in april 1955 te Bandung markeerde Indonesië het begin van het einde van het kolonialisme in Azië en Afrika en het begin van het door de Aziatische en Afrikaanse landen opeisen van een eigen rol op het wereldtoneel.
Soekarno veranderde na de onafhankelijkheid van een democraat in een autoritair leider en onderhield zijn machtsbasis door te balanceren tussen het leger en de Communistische Partij van Indonesië (CPI). Een poging tot een coup in 1965 werd verhinderd door het leger dat meteen daarop een anticommunistische operatie begon. Tijdens deze operatie kreeg de CPI de schuld van de coup en de partij werd verpletterd door het leger; tussen de 500.000 en 1 miljoen mensen werden gedood. Het hoofd van het leger, generaal Soeharto, maakte gebruik van de politieke zwakte van Soekarno en werd formeel tot president benoemd in maart 1968. Zijn regering van "nieuwe orde" werd ondersteund door de regering van de Verenigde Staten en dit stimuleerde de buitenlandse investeringen in Indonesië. Het gevolg hiervan was een stabiele economische groei voor meer dan 30 jaar. De "nieuwe orde"-politiek werd in Indonesië en internationaal sterk bekritiseerd vanwege de corruptie en de onderdrukking van de politieke oppositie.
Tijdens de Aziatische financiële crisis in 1997 en 1998 was Indonesië het land dat het hardst getroffen werd. Dit verergerde de ontevredenheid onder de burgers over de regering en uiteindelijk leidde het tot grootschalige protesten. Soeharto trad hierdoor uiteindelijk af op 21 mei 1998. In 1999 stemde Oost-Timor voor onafhankelijkheid van Indonesië. Dit gebeurde na een hardhandige 25-jarige militaire bezetting van het gebied, die slechts ten einde kwam na tussenkomst van de Verenigde Naties. Het tijdperk van de "reformasi" na het aftreden van Soeharto heeft tot nu toe geleid tot een democratischer politiek milieu, inclusief een programma voor regionale autonomie en de presidentsverkiezingen van 2004. Echter, politieke instabiliteit, sociale onrust en corruptie hebben het democratiseringsproces aanzienlijk vertraagd. Hoewel de relatie tussen de verschillende etnische en religieuze groeperingen over het algemeen harmonieus is, blijft sektarische geweld in sommige gebieden een probleem. In 2005 werd er een politiek akkoord gesloten tussen de regering en de gewapende rebellen van de separatistische beweging GAM (Gerakan Aceh Merdeka) in Atjeh. Sindsdien noemen deze laatsten zich een overgangsorganisatie, Komite Peralihan Aceh (KPA)
Fysieke kenmerken
Zeeën en eilanden van Indonesië
Indonesië bestaat uit, volgens verschillende onderzoeken en schattingen, tussen de 13.500 en 18.500 eilanden. Volgens het meest recente onderzoek van de Indonesische overheid gaat het om 14.572 eilanden, waarvan er enkele duizenden bewoond worden (het CIA World Factbook spreekt van 6.000 bewoonde eilanden, terwijl de Indonesische overheid zelf uitgaat van 2.342). Indonesië maakt deel uit van de Indische Archipel die samen uit 23.288 eilanden bestaat. De vijf grootste eilanden zijn Java, Sumatra, Borneo (gedeeld met Brunei en Maleisië), Nieuw-Guinea (gedeeld met Papoea-Nieuw-Guinea) en Sulawesi. Landsgrenzen zijn er - door gedeelde eilanden - met Maleisië (Borneo), Papoea-Nieuw-Guinea (Nieuw-Guinea) en Oost-Timor (Timor); voorts zijn er zeegrenzen met Singapore, Maleisië, de Filipijnen en Australië.
De hoofdstad en grootste stad is Jakarta op het eiland Java. Enkele grote steden zijn Surabaya (Java), Medan (Sumatra), Padang (Sumatra), Bandung (Java) Yogyakarta (Java), Denpasar (Bali). Het hoogste punt van het land is de bijna 4.900 meter hoge Puncak Jaya in de provincie Papoea. Indonesië bevindt zich in drie verschillende tijdzones: UTC+7, UTC+8 en UTC+9.
Planten, dieren, klimaat en milieu
Door zijn afmetingen, tropische klimaat en doordat het een eilandenrijk is, bezit Indonesië na Brazilië 's werelds grootste biodiversiteit. De flora en fauna zijn een mix van zowel Aziatische als Australische soorten. Ooit was een groot gedeelte van de eilanden zoals Sumatra, Borneo, Java en Bali verbonden met het Aziatische vasteland en ze bezitten daardoor een grote rijkdom aan Aziatische soorten. Grote diersoorten zoals de Sumatraanse tijger, Javaanse tijger, Javaanse neushoorn, orang-oetan, Aziatische olifant en luipaard kwamen ooit oostelijk tot aan Bali voor. Van deze diersoorten zijn zowel hun aantallen als hun leefgebied drastisch ingekrompen.
Het land wordt voor ongeveer 60% met bos bedekt. Op Kalimantan en Sumatra bestaat de begroeiing vooral uit Aziatische soorten. Op Java zijn de meeste bossen gekapt voor menselijke bewoning en voor landbouwdoeleinden. Sulawesi, Kleine Soenda-eilanden en Maluku zijn al sinds zeer lange tijd niet meer verbonden met het Aziatische vasteland en hebben een eigen unieke flora en fauna ontwikkeld.Nieuw-Guinea was onderdeel van de Australische landmassa en daarom zijn de soorten op dat eiland sterk verwant met de Australische soorten, waaronder meer dan 600 vogelsoorten.
Indonesië is na Australië het tweede land wat betreft het percentage endemische ( inheems ) soorten. 26% van de 1531 vogelsoorten en 39% van de 515 zoogdiersoorten is endemisch ( inheems )in Indonesië.De 80.000 km kustlijn van Indonesië wordt voornamelijk omringd door tropische zeeën die bijdragen aan de hoge biodiversiteit. Indonesië heeft een zeer grote verscheidenheid aan zee en kust ecosystemen, waaronder stranden, duinen, estuaria, mangrovebossen, koraalriffen, zeegrasvelden, moddervlaktes en getijdevlaktes.
De Britse wetenschapper Alfred Wallace, beschreef de scheidslijn tussen de distributie van Indonesische Aziatische en Australische soorten.De zogenaamde Wallacelijn, geeft de grens aan tussen de Aziatische en de Australische fauna. De lijn loopt grofweg noord-zuid langs de rand van het Australische continent tussen Kalimantan en Sulawesi en door de diepe straat van Lombok, tussen Lombok en Bali. Westelijk van deze lijn zijn de flora en fauna voornamelijk Aziatisch, oostelijk van Lombok neemt het percentage Australische soorten toe. In zijn boek uit 1869 genaamd The Malay Archipelago, beschreef Wallace een groot aantal soorten die uniek zijn voor deze regio die daardoor ook 'Wallacea' genoemd wordt.
De hoge populatiedruk en snelle industrialisatie zijn belangrijke bedreigingen voor de ecologie. Aan deze bedreigingen wordt in Indonesië slechts mondjesmaat prioriteit gegeven door de hoge mate van armoede. Een van de belangrijke ecologische problemen is de grootschalige ontbossing (waarvan een groot gedeelte illegaal) en de daarmee gepaard gaande bosbranden die voor sterke smogvorming zorgen in grote gedeeltes van westelijk Indonesië, Maleisië en Singapore. Andere problemen zijn overbevissing en milieuproblemen die gepaard gaan met de snelle verstedelijking en economische ontwikkeling, zoals luchtvervuiling, verkeersopstoppingen, problemen met de afvalverwerking en drinkwater-en afvalwatermanagement. Vernietiging van hun natuurlijke habitat bedreigt een groot gedeelte van de inheemse soorten, waaronder 140 zoogdieren die door de IUCN geclassificeerd worden als bedreigd en 15 soorten die als zeer kritisch bedreigd worden geclassificeerd, waaronder de orang-oetan.
Klimaat
Indonesië heeft een tropisch klimaat. De gemiddelde jaartemperatuur ligt in het gehele land rond de 30 graden Celsius. Afhankelijk van de moesson kennen de meeste delen van het land een regentijd en een droge periode; alleen op Sumatra en Kalimantan is de neerslag over het gehele jaar vrij gelijkmatig verdeeld. In december, januari en februari regent het tussen Zuid-Sumatra en Oost-Timor.
Religie
Hoewel de religieuze vrijheid is vastgelegd in de Indonesische grondwet worden er slechts vijf religies officieel erkend. Dat zijn de islam, het protestantisme, het katholicisme, het hindoeïsme en het boeddhisme.
Hoewel het geen islamitische staat is, is Indonesië het land met de grootste moslimpopulatie in de wereld. Tijdens de telling van 2000 bleek dat 86,1% van de Indonesiërs zichzelf moslim noemden. Christenen maken 8,7% van de bevolking uit, 3% is hindoe en 1,8% boeddhist of iets anders. De meeste Indonesische hindoes zijn Balinezen en de meeste boeddhisten zijn etnische Chinezen. Hoewel ze minderheidsreligies zijn hebben het hindoeïsme en het boeddhisme nog steeds een belangrijke invloed op de Indonesische cultuur. De islam werd in de 13e eeuw het eerst overgenomen door de Indonesiërs uit het noorden van Sumatra, als gevolg van de invloed van handelaren en tegen de 16e eeuw werd het de belangrijkste religie. Het katholicisme werd door de Portugese kolonisators en missionarissen meegebracht, terwijl het protestantisme werd geïntroduceerd door de Nederlandse calvinistische en lutherse zending tijdens de koloniale periode. Een groot gedeelte van de Indonesiërs, zoals de Javaanse moslims, de Balinese hindoes en de christelijke Dajaks praktiseren een minder orthodoxe syncretische vorm van hun religie, die sterk beïnvloed is door de lokale gebruiken en geloof.